WAT IS CAPOEIRA
Capoeira is een vechtkunst die in Brazilië ontwikkeld is door voornamelijk Afrikaanse slaven. In de 16e eeuw werden veel Afrikanen naar Brazilië gebracht om als slaven gebruikt te worden door de Portugezen. Ze werden uit hun land weggehaald, maar hun cultuur en hun verlangen naar vrijheid kon niet worden weggenomen. Terwijl de vrijheidsdrang groeide, ontwikkelden deze mensen aanvals- en verdedigingstechnieken, om uiteindelijk te kunnen ontsnappen.
Natuurlijk mochten slaven geen vechttechnieken trainen, dus moesten de ontwikkeling en de beoefening van deze kunst verborgen worden. De meest voor de hand liggende vermomming was een dans, omdat in Afrika dans en muziek de populairste vormen van expressie zijn. Dus zo ontwikkelden deze slaven een manier om hun vechtkunst te beoefenen, gecombineerd met muziek, zang en dans.
HET SPEL
Ofschoon het een onschuldige dans leek, waren de dansers of capoeirista’s dodelijke vechttechnieken aan het beoefenen. Deze noodzaak om dit te verbergen, en de sluwheid, onderscheidt capoeira van andere vechtkunsten. Een aantal trappen en andere bewegingen in capoeira kunnen ook bij andere vechtkunsten worden gezien, maar het verschil is de uitvoering van deze bewegingen. Er zijn veel schijnbewegingen en misleidende bewegingen in capoeira. Ook al wordt een bepaalde beweging sierlijk en stijlvol gemaakt, toch kan deze erg gevaarlijk zijn!
Capoeira wordt gespeeld binnen de ‘roda’ (letterlijk: kring). Dit is ook een manier om het gevecht verborgen te houden; men ziet niet wat er zich binnen de kring afspeelt.
De mensen in deze kring zijn andere capoeirista’s die wachten om ook te spelen, en toeschouwers. Van iedereen wordt verwacht energie aan de roda te geven in de vorm van klappen en zingen als antwoord op de leider van de roda.
DE INSTRUMENTEN
Er worden verschillende instrumenten gebruikt om de muziek in een capoeira-roda te maken. De berimbau (eensnarig instrument), de atabaque (braziliaanse trommel), de pandeiro (tamboerijn) en de agogô (dubbele koe-bel).
Elk instrument draagt bij aan de energie in de roda, maar de berimbau is het belangrijkste instrument. Het vertelt de spelers hoe te spelen; snel of langzaam, agressief of mooi met veel acrobatiek. De berimbau begint en eindigt de roda, alle andere instrumenten volgen zijn ritme en tempo.
Bij Casca Dura Capoeira Company worden er drie verschillende berimbaus naast elkaar gebruikt; de gunga, de medio, en de viola, die respectievelijk een laag, midden en hoog geluid voortbrengen door de maat van de kalebas. Alle instrumenten worden met de hand gemaakt op een traditionele manier.
HET ONTSTAAN VAN VERSCHILLENDE STIJLEN
Oorspronkelijk was er één capoeira-stijl, die werd gebruikt door de Afrikaanse slaven. Binnen capoeira zochten zij vrijheid, beweging , en uiteindelijk een wapen om zichzelf te verdedigen en te ontsnappen.
Nadat de slaven hun vrijheid terugkregen, namen ze capoeira mee de maatschappij in. Eenmaal verwijderd van haar culturele oorsprong begon capoeira af te dwalen van een vrijheids-uiting tot een listige en bloedige vorm van straatgevecht. De capoeirista werd niet langer gezien als een heldhaftige vrijheidsstrijder, maar eerder gevreesd als crimineel tuig. Het duurde niet lang voordat de autoriteiten capoeira als illegaal verklaarden. Alleen al kennis van deze kunst hebben werd een strafbaar feit. Door deze officiële onderdrukking werd het beoefenen van capoeira of vergeten, of misbruikt in de meeste Braziliaanse steden.
Ook de traditie van bijnamen in capoeira stamt uit deze periode; elke capoeirista had een bijnaam, zodat het voor de politie moeilijk was om hem te arresteren. Deze traditie wordt nog steeds voortgezet, iedere capoeirista krijgt bij zijn eerste batizado een bijnaam die kenmerkend is voor zijn manier van spelen, expressie, karakter e.d.
In vele staten was capoeira bijna een vergeten kunst geworden, alleen in haar geboortestaat Bahia werd ze in leven gehouden en herboren. Aan het begin van de 20e eeuw werd capoeira gered door één man: Mestre Bimba. Nadat een groep buitenlandse diplomaten onder de indruk was van een demonstratie van Mestre Bimba en zijn leerlingen, besloot de Braziliaanse regering eindelijk capoeira te erkennen als een unieke culturele kunstvorm van eigen bodem, die het verdiende om beschermd te worden.
In 1932 opende Mestre Bimba de eerste legale Capoeira-academie. Hij zocht naar een manier om capoeira effectiever te maken, en ontwikkelde een nieuwe stijl, die hij ‘Luta Regional da Bahia’ (vechtkunst uit de regio Bahia) noemde. Deze stijl, beter bekend als ‘Regional’, bracht structuur en lesmethoden binnen de capoeira-kunst. Regional kenmerkt zich door snelle, hoge, draaitrappen gecombineerd met acrobatiek en wordt gespeeld op een snel ritme.
Binnen het moderne Regional van Mestre Bimba, lag de nadruk dus meer op structuur en vechtsport. Tegelijkertijd was er Mestre Pastinha, die de nadruk legde op een kunstvorm waar sluwheid en expressie belangrijk zijn. Deze stijl werd ‘Angola’ genoemd, om het moederland van veel van de slaven te eren. Angola wordt gespeeld op een langzaam ritme, en de karakteristieke bewegingen worden laag bij de grond uitgevoerd. Het spel zit vol met ‘mandinga’ (sluwheid).
Benguela
Benguela is een ritme dat altijd al heeft bestaan binnen capoeira Regional, maar dat zich qua stijl vanaf ±1990 meer ontwikkeld heeft. Het is een medium ritme, waarbij de capoeirista werkt aan balans, techniek, stijl en strategie.
DE BATIZADO
De batizado (letterlijk: doop) is een jaarlijks terugkerende ceremonie waarbij de beginnende leerlingen worden ‘gedoopt’. Dit houdt in dat elke leerling met een Mestre of leraar/lerares speelt, en door hem/haar onderuit wordt gehaald. De leerling ontvangt hierbij zijn/haar koord (graduatie) en apelido (bijnaam), die iets zegt over zijn/haar manier van spelen, expressie, karakter e.d. Samen met de batizado vindt de ‘graduação’ plaats, waarbij sommige gevorderde leerlingen een volgend koord ontvangen.